Wie bewaakt de bewakers, Wanneer de raad van bestuur zelf het probleem wordt
- Admin
- 10 apr
- 4 minuten om te lezen
Quis custodiet ipsos custodes? — Wie bewaakt de bewakers zelf? Het is een eeuwenoude vraag van de Romeinse dichter Juvenalis, , maar ze is vandaag brandend actueel binnen ons onderwijs. Wanneer ouders bezorgd zijn over het functioneren van een schooldirectie, verwijst men hen steevast naar de raad van bestuur van de scholengroep. Daar ligt, formeel gezien, de eindverantwoordelijkheid. Maar wat als ook die raad haar rol niet opneemt? Wat als het orgaan dat geacht wordt toezicht te houden, zelf blind blijkt voor wat er misloopt op de werkvloer, in de klas en op de speelplaats?
De ethiek van verantwoordelijkheid
De Duitse filosoof Hans Jonas stelde dat macht altijd gepaard moet gaan met het vermogen tot verantwoording. “Handel zo,” schreef hij, “dat de gevolgen van jouw handelen verenigbaar zijn met het voortbestaan van echt menselijk leven.” Als een raad van bestuur in de comfortabele positie van afstandelijkheid weigert in te grijpen wanneer een algemeen directeur zijn pedagogische of menselijke grenzen overschrijdt, dan is die raad niet neutraal, maar medeverantwoordelijk. In morele zin is zwijgen nooit onschuldig.
Is het dan niet onze plicht als ouders, burgers, mensen om dit ter discussie te stellen?
De schijn van legitimiteit
Socioloog Max Weber stelde dat elke macht haar legitimiteit moet bewijzen: via traditie, charisma of in het beste geval; rationele structuren die transparantie en participatie waarborgen. Maar wat als die structuren vervormen tot een gesloten bastion? Als een raad van bestuur alleen nog zichzelf controleert, zonder dialoog met ouders, personeel of externe controle? Dan blijft enkel de schijn van legitimiteit over.
En in een democratie; zeker in een pedagogische gemeenschap; zou schijn niet mogen volstaan.
Stilzwijgend bestuur is ook bestuur
De Franse denker Albert Camus schreef dat het grootste kwaad vaak niet voortkomt uit haat of woede, maar uit onverschilligheid. Wanneer een raad van bestuur de oproep tot dialoog systematisch naast zich neerlegt, wordt dat geen passiviteit meer — maar een bewuste keuze om niet te zien, niet te luisteren, en dus ook niet te handelen.
Bij het OVO Collectief zien we het: schoolteams die zich de pleister op een houten been voelen, ouders die monddood worden gemaakt, sommige directies die zich verschansen achter macht, en raden van bestuur die toekijken alsof niets hen aangaat.
Toch is de vraag simpel: Wie is er nog verantwoordelijk wanneer iedereen zijn verantwoordelijkheid doorschuift?
En dus herhalen wij, in alle ernst: Als een raad van bestuur zijn algemeen directeur niet op de vingers tikt wanneer die structureel faalt, dan wordt die raad zelf het probleem. Want macht zonder tegenmacht is geen bestuur, maar stilstand of erger nog: medeplichtigheid.
Onwetendheid of medeplichtigheid?
Misschien zal men later zeggen: “De raad van bestuur wist van niets.
”Dat is mogelijk. Misschien zijn de klachten van ouders en leerkrachten nooit doorgestroomd. Misschien heeft de algemeen directeur die signalen achtergehouden — uit angst voor gezichtsverlies, uit trots, uit strategie.
Maar zelfs dan moeten we vragen: Is onwetendheid een excuus voor machtigen?
De Griekse filosoof Plato schreef dat ware onwetendheid niet gewoon een gebrek aan kennis is, maar een weigering om te zien een vrijwillige verblinding. Wie macht draagt, draagt ook de plicht om te weten. En wie niet weet wat hij zou moeten weten, is niet alleen onwetend, maar verzaakt aan zijn opdracht.
Hannah Arendt voegde daaraan toe: “Het kwaad is vaak banaal. Het groeit waar mensen weigeren na te denken over de gevolgen van hun handelen of hun nalaten.”
De raad van bestuur die zich verschuilt achter ‘wij wisten van niets’, stelt zich dus één van twee rollen toe:
de onwetende filosoof ; tragisch onwetend door misleiding
of de willens-niet-wetende functionaris, die wel signalen zag, maar ze als 'ruis' wegzette
In beide gevallen faalt het bestuur. De eerste uit nalatigheid. De tweede uit lafheid.
Tijd voor toezicht op de toezichthouders
De tijd is rijp voor een fundamentele herziening van het bestuursmodel binnen het GO!-onderwijs. Niet alleen in structuur, maar in geest. Want in het onderwijs staat méér op het spel dan management of processen. Wat er op het spel staat, is vertrouwen. En vertrouwen kan alleen bestaan waar mensen zich gehoord en beschermd voelen niet machteloos tegenover een muur van stilzwijgende gezichten aan de top. Het is niet aan ouders of leerkrachten om dossiers op te starten bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur, onderwijsinspectie of zelfs juristen, om simpelweg gehoord te worden. En toch is dat vandaag de realiteit. Het systeem vraagt van burgers een bewijslast die ze nooit zouden mogen dragen in een pedagogisch project dat zichzelf als democratisch en participatief beschouwt. Het is alles behalve laagdrempelig en kost energie en moed.
Wat ontbreekt, is een automatisch intern mechanisme van kwaliteitsbewaking. Zoals in elke goed functionerende organisatie - ja, zelfs in een fabriek - is het essentieel dat de top zelf controleert of de processen onderaan nog sporen met de missie, de waarden en de werking die men vooropstelt.
Als het gemeenschapsonderwijs zich wil onderscheiden van logge of autoritaire systemen, dan moet het een cultuur van zelfonderzoek installeren- geen cultuur waarin ouders als klokkenluider moeten optreden omdat niemand anders het doet.
Zolang raden van bestuur niet systematisch geëvalueerd worden op hun functioneren, is er geen echte kwaliteitsgarantie - enkel hoop.
Laat ons dus niet alleen vragen wat een raad van bestuur moet doen, maar vooral: wat gebeurt er als ze het niet doet? En wie staat dan op?
Comentários